Hoofdstuk I Algemene Bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan dan wel mede verstaan onder:

bebouwde kom:

min of meer aaneengesloten bebouwingen als zodanig aangewezen bij eilandsbesluit houdende algemene maatregelen;

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke op de plaats van bestemming hetzij direct of indirect met de grond verbonden in, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

gebouw:

elk bouwwerk dat een voor personen toegankelijke overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

openbare weg:

alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande straten, wegen, stegen, gangen, paden, pleinen, kaden, bruggen, stoepen, trottoirs, plantsoenen, bermen, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen of andere voor het publiek toegankelijke open plaatsen en wateren;

rechthebbende:

een ieder die over enig goed enige zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht of daarover de feitelijke macht heeft;

houder van een inrichting.

hij die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting inricht of drijft.

horeca-inrichting:

  • -

    een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis;

  • -

    elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse worden verstrekt of bereid;

terras:

een buiten de besloten ruimte van de horeca-inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie ter plaatse kunnen worden bereid of verstrekt.

houder:

degene die een horeca-inrichting exploiteert of daarin feitelijk de leiding heeft.

Artikel 1.2 Aanvraag vergunning of ontheffing

Voor het verkrijgen van een vergunning of ontheffing als bedoeld in deze verordening moet een schriftelijke aanvraag worden ingediend bij het ter zake bevoegde orgaan.

Artikel 1.3 Beslissingstermijn

  • 1.Het bevoegde orgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.
  • 2.Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verdagen.

Artikel 1.4 Vorm van vergunning of ontheffing

Een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing is slechts van kracht indien zij schriftelijk is gegeven.

Artikel 1.5 Afwijking

  • 1.Van de in artikel 1.2 en 1.4 gestelde eis mag worden afgeweken indien de nakoming daarvan in verband met het spoedeisende karakter van de zaak in redelijkheid niet kan worden gevergd.
  • 2.In daartoe geëigende gevallen kan van de mondeling gegeven en meegedeelde vergunning of ontheffing binnen redelijke tijd een schriftelijke bevestiging worden gegeven aan degene aan wie zij is verleend.

Artikel 1.6 Voorschriften en beperkingen

  • 1.Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.
  • 2.Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
  • 3.Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 1.7 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing is persoonsgebonden, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.

Artikel 1:7 Termijnen

  • 1.De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
  • 2.De aard van de vergunning of ontheffing verzet zich in ieder geval tegen gelding voor onbepaalde tijd indien het aantal vergunningen of ontheffingen is beperkt en het aantal mogelijke aanvragers het aantal beschikbare vergunningen of ontheffingen overtreft.

Artikel 1:8 Weigeringgronden

  • 1.De vergunning of ontheffing kan in ieder geval geweigerd worden in het belang van:

    • a.

      de openbare orde;

    • b.

      de openbare veiligheid;

    • c.

      de volksgezondheid;

    • d.

      de bescherming van het milieu.

  • 2.Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan 3 weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.

Artikel 1.8 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

  • 1.De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste dan wel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

    • c.

      indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

    • d.

      indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij gebreke van een dergelijke termijn, binnen een redelijke termijn:

    • e.

      indien de houder of zijn rechtsverkrijgende dit verzoekt.

  • 2.Een besluit tot intrekking of wijziging van een vergunning of ontheffing is met redenen omkleed en wordt niet genomen dan nadat de houder van de vergunning of ontheffing in de gelegenheid is gesteld binnen een door het bevoegde orgaan te stellen termijn zijn oordeel kenbaar te maken omtrent het voornemen tot het nemen van dit besluit.
  • 3.Het gestelde in het tweede lid blijft buiten toepassing in spoedeisende gevallen.

Artikel 1.9 Inzage vergunning of ontheffing

De houder van een vergunning of ontheffing is verplicht deze op eerste vordering van een ambtenaar belast met de zorg voor de naleving van een of meer bepalingen van deze verordening ter inzage af te geven aan deze ambtenaar.