Hoofdstuk 2 Openbare orde en veiligheid

Paragraaf 1 Overtreding van noodverordeningen

Artikel 2.1.1 Overtreding van noodverordeningen

Een ieder is verplicht gevolg te geven aan algemeen verbindende voorschriften die krachtens artikel 179 van de Wet openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba door de gezaghebber zijn uitgevaardigd en afgekondigd ter handhaving van de openbare orde of ter beperking van gevaar.

Paragraaf 2 Gevaarlijke of hinderlijke handelingen, al dan niet op of aan de weg

Artikel 2.2.2 Doen springen van stenen door middel van ontploffing

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bestuurscollege en zonder de nodige voorzorgsmaatregelen getroffen te hebben, door middel van ontploffing stenen te springen op plaatsen waar dit voor naburige erven of voor voorbijgangers schadelijk of gevaarlijk kan zijn.

Artikel 2.2.3 Verbod tot afsteken van vuurwerk

  • 1.Het is verboden op, vuurwerk af te steken of daarmede te werpen en buskruit of andere ontplofbare stoffen aan te steken of op andere wijze te doen ontploffen.
  • 2.Dit verbod geldt niet op:

    • a.

      30 december van 08.00 uur tot 20.00 uur;

    • b.

      31 december na 08.00 uur;

    • c.

      1 januari voor 02.00 uur.

  • 3.Indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven kan door het bestuurscollege, dan wel indien de bijzondere omstandigheid verband houdt met een openbare vermakelijkheid, door de gezaghebber van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing worden verleend voor andere data en tijden dan de in het tweede lid genoemde.

Artikel 2.2.4 Verbod vuur te stoken

  • 1.Onverminderd het bepaalde in de artikelen 2.2.16, 2.2.4 en 2.2.5 is het verboden in de open lucht een vuur aan te leggen, te stoken of te hebben indien daardoor schade, hinder of overlast voor anderen kan ontstaan.
  • 2.Het verbod geldt niet voor zover het betreft:

    • a.

      het aanleggen, stoken of hebben van een vuur:

      • -

        onder het voortdurend toezicht van een meerderjarig persoon;

      • -

        op een afstand van meer dan 30 meter van een gebouw en van een opstapeling van oogstproducten;

      • -

        op een afstand van meer dan 100 meter van een bos;

      • -

        dat overigens geen gevaar oplevert voor de omgeving, en

      • -

        waarvan kennis is gegeven aan de brandweer;

    • b.

      het koken, bakken of braden, indien dat geen gevaar oplevert voor de omgeving.

  • 3.Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet voor zover artikel 447 of 448 van het Wetboek van Strafrecht BES van toepassing is.

Artikel 2.2.5 Rookverbod

  • 1.Het is verboden te roken in bossen of binnen een afstand van dertig meter daarvan gedurende de door het bestuurscollege aangewezen periode.
  • 2.Het is verboden in bossen of binnen een afstand van honderd meter daarvan brandende of smeulende voorwerpen te laten vallen, weg te werpen of te laten liggen.
  • 3.Het in het eerste en in het tweede lid gestelde verbod geldt niet voor zover het bepaalde in artikel 448, aanhef en onder 3e, van het Wetboek van Strafrecht BES van toepassing is.

Artikel 2.2.6 Verbod tot gebruik van vuurwapens en windbuks

Het is verboden op de openbare weg vuurwapens of windbuksen af te schieten.

Artikel 2.2.7 Oplaten van vliegers

Het is verboden vliegers op te laten of opgelaten te hebben:

  • a.

    binnen een door het bestuurscollege bepaalde afstand vanaf een vliegveld of luchthaven;

  • b.

    indien daardoor schade kan ontstaan aan bovengrondse telefoon- of elektrische leidingen.

Paragraaf 3 Recht op betoging

Artikel 2.3.1 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen

  • 1.Degene die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder begrepen een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.
  • 2.De kennisgeving bevat:

    • a.

      naam en adres van degene die de betoging houdt;

    • b.

      het doel van de betoging;

    • c.

      de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;

    • d.

      de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;

    • e.

      voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling; en

    • f.

      maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.

  • 3.Degene die de kennisgeving doet ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.
  • 4.Indien het tijdstip van aanvang van de betoging valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk op de werkdag die aan de dag van dat tijdstip voorafgaat vóór 12.00 uur.
  • 5.De gezaghebber kan in bijzondere omstandigheden op verzoek een kennisgeving in behandeling nemen buiten deze termijn.

Paragraaf 4. Bestrijding van ongeregeldheden

Artikel 2.4.1 Samenscholing en ongeregeldheden

  • 1.Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden.
  • 2.Een ieder aan wie, bij gelegenheid van een samenscholing, verstoring of dreigende verstoring van de openbare orde door een ambtenaar van politie gelast wordt zich te verwijderen in het belang van de openbare orde, is verplicht aan deze last onmiddellijk te voldoen en wel langs de weg of in de richting door de politie aangewezen.
  • 3.Het is verboden zich te begeven naar of te bevinden op openbare plaatsen die in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van ongeregeldheden zijn afgezet.
  • 4.De gezaghebber kan ontheffing verlenen van het in het derde lid gestelde verbod.

Paragraaf 5. Evenementen op of aan de weg

Artikel 2.5.1 Begripsbepaling

In deze afdeling wordt onder "evenement" verstaan een voor publiek toegankelijke of voor deelname door het publiek openstaan evenement, zoals

  • a.

    een herdenkingsplechtigheid;

  • b.

    een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

  • c.

    een straat- of buurtfeest,

  • d.

    een muziekvoorstelling of

  • e.

    een wedstrijd op of aan de weg, niet zijde een wedstrijd met voertuigen;

  • f.

    In deze afdeling wordt onder "klein evenement" verstaan een evenement dat niet langer dan één dag duur.

Artikel 2.5.2 Evenementenvergunning en melding klein evenement

  • 1.Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de gezaghebber een evenement op of aan de weg te organiseren.
  • 2.Geen vergunning is vereist voor een klein evenement, indien:

    • a.

      het aantal aanwezigen niet meer bedraagt dan 60 personen;

    • b.

      het evenement tussen 07.00 en 24.00 uur plaats vindt;

    • c.

      geen muziek ten gehore wordt gebracht of geluidsapparatuur wordt gebruikt na 23.00 uur;

    • d.

      het evenement niet plaatsvindt op de rijbaan of parkeerplaats of anderszins een belemmering vormt voor het verkeer en de hulpdiensten;

    • e.

      slechts kleine, onmiddellijk verplaatsbare objecten worden gebruikt, zoals kleine tafels, stoelen en parasols;

    • f.

      er een organisator is; mits

    • g.

      de organisator ten minste 10 werkdagen voorafgaand aan het evenement daarvan melding heeft gedaan aan de gezaghebber.

  • 3.De gezaghebber kan binnen 5 werkdagen na ontvangst van de melding besluiten een klein evenement te verbieden, indien er aanleiding is te vermoeden dat daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt.

Artikel 2.5.3 Ordeverstoring

Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

Paragraaf 6 Gebruik van de weg

Artikel 2.6.1 Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg

Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bestuurscollege:

  • a.

    in, op, aan of over de openbare weg iets hoegenaamd te planten, te plaatsen, te spannen, te hangen, vast te hechten, uit te spreiden, uit te slaan, te drogen, te luchten, te slepen of te hebben;

  • b.

    goederen, puin, afbraak, kalk, aarde, klei, zand, mest of bouwmaterialen op de openbare weg te deponeren of te hebben, behalve wanneer en voor zolang dit voor geregeld voortgezet laden of lossen noodzakelijk is;

  • c.

    de openbare weg als werk- of opslagplaats te gebruiken.

Artikel 2.6.2 Aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

  • 1.Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bestuurscollege een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
  • 2.Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing indien in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam publieke taken worden verricht.
  • 3.Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht BES of een eilandsverordening.

Artikel 2.6.3 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp

Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of dat er op andere wijze voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat

Artikel 2.6.4 Verontreiniging bij werkzaamheden op de weg

Indien bij het laden of lossen of vervoeren van stoffen of voorwerpen dan wel bij andere werkzaamheden de weg wordt verontreinigd, is degene die genoemde werkzaamheden verricht, alsmede, indien deze in opdracht handelt, zijn opdrachtgever verplicht de weg te reinigen of te doen reinigen:

  • a.

    indien de verontreiniging gevaar voor de veiligheid van het verkeer of voor beschadiging van het wegdek oplevert, terstond na het ontstaan van de verontreiniging:

  • b.

    indien de verontreiniging geen gevaar voor de veiligheid van het verkeer of voor beschadiging van het wegdek oplevert, de weg terstond na de beëindiging van de werkzaamheden of, indien deze langer dan een dag duren, terstond na beëindiging van de werkzaamheden op die dag;

Artikel 2.6.5 Vervoer van verontreinigende stoffen

Het is verboden op de openbare weg:

  • 1.

    bloed of ingewanden van dieren of stankverspreidende stoffen te vervoeren anders dan op voldoende wijze afgedekt en op andere uren dan tussen 's avonds tien uur en 's morgens vijf uur;

  • 2.

    puin, afbraak, kalk, aarde, klei, zand, mest, zaagsel, krullen, spaanders, los stro, pakhooi, as, slijk of afval anders te vervoeren dan in vervoermiddelen, die zodanig zijn ingericht en worden gebruikt dat het storten of wegstuiven van de inhoud voorkomen wordt.

Artikel 2.6.5 Veiligheid op de weg

  • 1.Het is verboden:

    • a.

      meer dan vijf kilo vuurwerk, explosieven of andere ontploffingsgevaarlijke stoffen te vervoeren zonder of in afwijking van een vergunning van het bestuurscollege.

    • b.

      op of aan de openbare weg fakkels of teertonnen te branden en vuur aan te leggen of te hebben;

    • c.

      op de openbare weg voorwerpen langer dan drie meter, anders dan in horizontale stand en daarbij zodanig te dragen, dat elk uiteinde op de schouder of in de hand van de drager rust;

    • d.

      op andere dan door het bestuurscollege aangewezen plaatsen vliegers op te laten of enig balspel te spelen;

    • e.

      op daken, buiten aan gevels, muren of wanden van aan de openbare weg grenzende gebouwen of getimmerten enig werk te verrichten of aan de openbare weg te bouwen, gebouwen, muren of getimmerten af te breken, zonder dat op een van die weg zichtbare plaats aan of bij het gebouw, de muur of het getimmerte ter hoogte van 2½ a 3 meter boven de begane grond een rode driehoek met gelijke zijden van tenminste 0.3 meter uithangt en overeenkomstig bij vergunning van het bestuurscollege te stellen voorwaarden zodanige maatregelen zijn genomen dat gevaar voor voorbijgangers uitgesloten is en tussen zonsondergang en zonsopgang bovendien behoorlijke verlichting ter plaatse aangebracht is;

    • f.

      op of aan de openbare weg voorwerpen te hijsen, neer te laten of te werpen, zonder dat beneden een meerderjarig persoon staat, die voorbijgangers tijdig waarschuwt;

    • g.

      over de openbare weg openslaande deuren, vensters, luiken of bladen anders dan behoorlijk plat tegen de muur of de wand vastgezet open te laten staan;

    • h.

      aan de openbare weg metalen pinnen of puntige, stekende, scherpe of snijdende voorwerpen te plaatsen of te hebben op, aan of tegen hekken, palen of afsluitingen, muren of percelen zodanig dat zij over de openbare weg uitsteken;

    • i.

      afsluitingen, muren, percelen of houtwerk aan de openbare weg grenzende palen, kiosken of andere voorwerpen op de openbare weg staande binnen een verticale afstand van 2 meter boven de begane grond te beschilderen of te teren, zonder maatregelen te nemen om zowel bij dag als bij nacht voorbijgangers te waarschuwen, zolang het beschilderde of geteerde nog niet droog is.

    • j.

      in vensterbanken, op de rand van balkons, op bordessen of in goten voorwerpen te plaatsen of te hebben, zonder dat deze tegen het vallen op de openbare weg beveiligd zijn;

    • k.

      aan hekken, heiningen, muren, deuren, vensters, bomen of palen voorwerpen op te hangen, te bevestigen of te hebben indien deze gevaar opleveren op de openbare weg te vallen;

    • l.

      op of aan de weg een van openingen voorziene put, kelder, regenbak of soortgelijk reservoir te hebben, dat niet op zodanig deugdelijke wijze is gesloten dat er geen gevaar voor personen of dieren kan ontstaan,

    • m.

      door een ander aangebrachte waarschuwingsborden, afzettingen of verlichting ter aanduiding van gevaarlijke situaties te verwijderen, te beschadigen, de werking ervan te beletten of te belemmeren.

  • 2.Rechthebbenden op muren aan de openbare weg zijn verplicht er voor te zorgen dat bedoelde muren steeds in goede staat verkeren en dat stenen die van die muren op de openbare weg vallen onmiddellijk verwijderd worden.
  • 3.Rechthebbenden op erven die aan de openbare weg liggen, doch die iets hoger zijn gesitueerd zijn verplicht indien zij muren, heiningen of iets anders bouwen, erop toe te zien dat de stenen of andere voorwerpen die van bedoelde muren of heiningen worden geworpen niet de openbare weg blokkeren of het verkeer belemmeren.
  • 4.Rechthebbenden op erven die aan de openbare weg liggen, doch die lager zijn gesitueerd zijn verplicht indien zij muren, heiningen of ander werk uitvoeren op bedoelde erven, erop toe te zien dat de openbare weg niet wordt ondermijnd.

Paragraaf 7 Maatregelen tegen overlast en baldadigheid

Artikel 2.7.1 Hinderlijk gedrag op of aan de weg

Personen die zich op of aan de openbare weg zodanig ophouden dat zij overlast of hinder veroorzaken bij weggebruikers of bij bewoners van nabij de weg gelegen woningen, zijn, als hun door de politie gelast wordt zich daarvan te onthouden of zich vandaar te verwijderen, verplicht onmiddellijk aan deze last te voldoen.

Artikel 2.7.2 Drankgebruik op de weg

  • 1.Het is verboden op of aan de weg alcoholhoudende drank te nuttigen of aangebroken flessen, blikjes, plastic bekers, glazen en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.
  • 2.Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor een terras dat deel uitmaakt van een horeca-inrichting of een aanhorigheid van een horeca-inrichting waarvoor op grond van de Vergunningwet BES een vergunning is verleend.

Artikel 2.7.3 Drugsgebruik op de weg

  • 1.Het is verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen, alsmede zich op of aan de weg in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer rond te rijden met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in de Opiumwet 1960 BES, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.
  • 2.Het is verboden op of aan de weg, op een openbare plaats, tijdens een evenement of in een horeca- Inrichting, middelen als bedoeld in de Opiumwet 1960 BES, of daarop gelijkende waar te gebruiken, toe te dienen, dan wel voorbereidingen daartoe te verrichten of ten behoeve van dat gebruik voorwerpen of stoffen voorhanden te hebben.

Artikel 2.7.4 Vuurwerk

  • 1.Het is verboden op of aan de openbare weg of op een andere voor het publiek toegankelijke plaats, vuurwerk af te steken of daarmede te werpen, buskruit of andere ontplofbare stoffen aan te steken of op andere wijze te doen ontploffen, fakkels of teertonnen te branden en vuur aan te leggen of te hebben.
  • 2.Ten aanzien van het afsteken van vuurwerk geldt het in het eerste lid gestelde verbod niet op:

    • a.

      30 december van 08.00 uur tot 20.00 uur;

    • b.

      31 december na 08.00 uur;

    • c.

      1 januari voor 02.00 uur.

  • 3.Indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven kan door het bestuurscollege, dan wel indien de bijzondere omstandigheid verband houdt met een openbare vermakelijkheid, door de gezaghebber van het in het eerste lid gestelde verbod ontheffing worden verleend voor andere data en tijden dan de in het tweede lid genoemde.

Artikel 2.7.5 Overige gedragingen

Het is verboden op de openbare weg:

  • a.

    anderen hinder of overlast aan te doen, het verkeer enig beletsel in de weg te leggen of zich op een daarvoor hinderlijke wijze te bewegen of te bevinden;

  • b.

    te vechten, te schreeuwen, stenen of andere voorwerpen voort te schoppen, straatvuurtjes te stoken, in bomen of palen, op hekken, muren, afsluitingen, op een in beweging zijnd rijtuig, motorrijtuig of handkar te klimmen, daaraan te hangen of lopende zich achter of terzijde daarvan vast te houden, tegen kiosken, paviljoenen of muziektenten te leunen, daarop te klimmen, daaraan te hangen of op enig gedeelte daarvan te zitten, te liggen of te staan;

  • c.

    straatafsluitingen of afsluitingen die met vergunning of op last van het bevoegde gezag geplaatst zijn, weg te nemen, te verplaatsen of omver te halen;

  • d.

    dieren tegen elkaar op te hitsen;

  • e.

    met kaarten, geld, dominostenen of dobbelstenen of om geld te spelen:

  • f.

    de weg of dat gedeelte van een onroerend goed dat vanaf de weg zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.

  • g.

    zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op de weg of op dat gedeelte van een onroerend goed dat vanaf de weg zichtbaar is een aanplakbiljet, reclameplaat, ander drukwerk of geschrift hoegenaamd aan te plakken en om op andere wijze aan te brengen of om met kalk, krijt, teer of een kleur- of verfstof enige afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen, tenzij gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.