HOOFDSTUK VI Sanctiebepalingen

Artikel 32 Stopzetting

  • 1. Indien wordt gehandeld in strijd met:

    • a.

      de verboden genoemd in artikel 3, eerste en tweede lid;

    • b.

      met de verleende vergunning;

    • c.

      in strijd met de krachtens artikel 4, tweede en derde lid, gegeven

      algemene voorschriften en nadere eisen;

      kan het bestuurscollege de overtreder ambtshalve of op verzoek van een ieder bevelen de verboden aktiviteiten geheel of gedeeltelijk stop te zetten.

  • 2.De beschikking houdende een bevel tot stopzetting bevat het tijdstip waarop de stopzetting van kracht wordt. Het bestuurscollege kan bepalen dat het bevel tot stopzetting terstond van kracht wordt. Het is niet toegestaan de verboden aktivi­teiten voort te zetten zolang de beschik­king tot stopzetting van kracht is.
  • 3.Het bestuurscollege zendt een exemplaar van de beschikking, die het heeft genomen, aan de vergunninghouder en aan degene die om de maatregel heeft verzocht.
  • 4.In geval van toepassing van het eerste lid kan het bestuurscollege de overtreder In de gelegenheid stellen te voldoen aan de bepalingen die door of krachtens deze Eilandsverordening zijn gesteld.
  • 5.Het bestuurscollege trekt het bevel tot stopzetting In, indien is voldaan aan de bepalingen die door of krachtens deze Eilandsverordening zijn gesteld.
  • 6.De vergunninghouder kan onder vermelding van redenen het bestuurscollege schriftelijk verzoeken het bevel tot stopzetting in te trekken. Is het bestuurscollege binnen een maand nadat het verzoek is ontvangen niet tot intrekking van het bevel overgegaan, dan wordt het- geacht die intrekking te hebben geweigerd.
  • 7.Zolang de beschikking waarbij een bevel tot stopzetting is gegeven, kan de plaats waar de verboden aktiviteit plaatsvindt, worden verzegeld en/of hetgeen zich daarin bevindt worden verzegeld of verwijderd op kosten van de overtreder.

Artikel 33

  • 1.Wanneer Ingevolge artikel 32 de verboden aktiviteit geheel of gedeeltelijk is stopgezet en deze stopzetting zes achtereenvolgende maanden heeft geduurd, vervalt de vergunning respectievelijk vervalt de vergunning voor dat gedeelte.
  • 2.Indien beroep is ingesteld tegen de beschikking tot stopzetting, neemt de in het eerste lid bedoelde termijn van zes maanden pas een aanvang nadat op dit beroep is beslist.

Artikel 34 Bestuursdwang

  • 1.Het bestuurscollege kan op kosten van de overtreder doen wegnemen, beletten, verrichten of in de vorige toestand herstellen hetgeen is of wordt gehouden, gemaakt, gesteld, ondernomen, nagelaten, beschadigd of weggenomen in strijd met een bij of krachtens deze Eilandsverordening vastgestelde regeling of gegeven bevel dan wel met een voorschrift, verbonden aan een krachtens deze Eilandsverordening verleende vergunning.
  • 2.Behoudens in spoedeisende gevallen maakt het bestuurscollege van de in het eerste lid gegeven bevoegdheid geen gebruik zonder de belanghebbende schriftelijk te hebben gewaarschuwd en hem in de gelegenheid te hebben gesteld binnen een daartoe te bepalen termijn alsnog aan zijn verplichtingen te voldoen.

Artikel 35 Dwangsom

  • 1.Het bestuurscollege kan, indien het belang van de bescherming van het milieu zich daartegen niet verzet, bepalen dat de overtreder een door het bestuurscollege vastgestelde dwangsom verbeurt voor elke dag dat de overtreding voortduurt.

    Het vastgestelde bedrag moet in redelijke verhouding staan tot de zwaarte van het gelaedeerde belang en de beoogde werking van het opleggen van de dwangsom.

  • 2.De beschikking waarbij een dwangsom is opgelegd, bevat het tijdstip waarop zij van kracht wordt.

    Het bestuurscollege kan daarin de overtreder In de gelegenheid stellen om aan de overtreding een einde te maken.

  • 3.Het bestuurscollege kan de verschuldigde dwangsom bij dwangbevel invorderen. Alle daaruit voortvloeiende kosten zijn voor rekening van de overtreder.