In de beginfase van een brand is er voldoende zuurstof in de brandruimte aanwezig, zodat deze parameter in normale omstandigheden geen invloed heeft op de brandontwikkeling.
De belangrijkste factoren die bepalen of een brand zich verder kan ontwikkelen, zijn ontbranding/ ontsteking en brandvoortplanting. In de beginfase is een brand dan ook altijd brandstof gecontroleerd. Dit wil zeggen dat het brandvermogen (Rate of Heat Release RHR) wordt bepaald door de beschikbare brandstof en de opstelling ervan. In de brandruimte zal voldoende brandstof aanwezig moeten zijn om voldoende temperatuur op te bouwen. Indien dit niet het geval is, zal een brand vrij snel uit zichzelf doven. Onderstaande figuren laten het verschil zien tussen een beperkte aanwezigheid van brandstof in de vorm van een plantje (linkerzijde) zien en voldoende brandstof in vorm van een bankstel (rechterzijde). Een gemiddeld bankstel levert al snel een maximaal brandvermogen van ca 2,5 mW. Een brand kan in laatste fase (dooffase) weer ook brandstof gecontroleerd worden.
Een brand die zich ontwikkelt, heeft steeds meer zuurstof nodig. Vaak is de behoefte aan zuurstof groter dan de hoeveelheid zuurstof die in de ruimte aanwezig is of aangevoerd kan worden door openingen in de ruimte.
Het brandvermogen wordt bepaald door de beschikbare hoeveelheid zuurstof door openingen. In dat geval spreken we van ventilatiegecontroleerde branden.
Naast het begrip ventilatiegecontroleerde brand wordt ook het begrip ondergeventileerde brand gebruikt. Een brand die in vermogen afneemt, en dus te weinig zuurstof krijgt om de verbranding te onderhouden of verder te ontwikkelen, zou fysisch gezien een ondergeventileerde brand genoemd worden.
Een ondergeventileerde brand kan, als er tenminste niet op enigerlei wijze extra zuurstof wordt aangevoerd (bijvoorbeeld door het openen van een deur of het barsten van een raam), uiteindelijk doven. Wanneer de brand door spleten en kieren toch een beperkte aanvoer van zuurstof krijgt, dan kan de brand langzaam doorsmeulen. Vaak zien we bij ondergeventileerde branden dat door temperatuur- en drukverschillen rook door openingen gaat pulseren. Dit pulseren is een belangrijk kenmerk van de ondergeventileerde brand en geeft aan dat de brand een tekort aan zuurstof heeft.
Het ondergeventileerde brandverloop volgt de rode curve, gevolgd door de grijze (Figuur: Karel Lambert)