Met de referentielijsten voor de te beoordelen functies is een aanzet gemaakt om tot eenduidige scores te komen. Onderstaande 4 puntsschaal is voor alle vaardigheden op het beoordelingsformulier gekoppeld aan een (referentie)score. Vanuit hetgeen is genoteerd op de beoordelingsformulieren kan de score worden afgeleid. Deze vertaalslag is niet 100% arbitrair waarvan door de trainers voor een bepaalde kandidaat in een bepaalde situatie gemotiveerd kan worden afgeweken, mits dit onderbouwd wordt en vastgelegd.
4) Geef concrete gedragsvoorbeelden waaruit blijkt dat de kandidaat heeft geëxcelleerd in zijn handelingen. Benoem voorbeelden van wat de kandidaat meer dan voldoende heeft gedaan.
3) Geef concrete gedragsvoorbeelden waaruit blijkt dat er nog aandachtspunten zijn voor de kandidaat.
2) Geef concrete gedragsvoorbeelden van foutieve handelingen en of geef aan welke handelingen uitgevoerd hadden moeten worden maar de kandidaat niet heeft gedaan.
1) Geef concrete gedragsvoorbeelden van foutieve of niet uitgevoerde handelingen en wat voor effect deze (niet uitgevoerde) handelingen hebben gehad. Benoem het als gedrag dat tot gevaarlijke en of problematische situaties heeft geleid en voor wie. Hierdoor krijgt de kandidaat inzicht in de consequenties van zijn foutieve handelingen.
4 = GOED | Veilig en perfect / foutloos ------------------ goed, vlot en vaardig (handeling is geautomatiseerd) |
3 = VOLDOENDE | Veilig maar met schoonheidsfoutjes (80% van de handelingen / acties is goed) ------------------ goed op niveau beginnend beroepsbeoefenaar |
2 = ONVOLDOENDE | Veilig maar fout ------------------ fout en onhandig (laat steekjes vallen) |
1 = RUIM ONVOLDOENDE | Onveilig en fout (brengt veiligheid in gevaar, herkent gevaren niet, maakt cruciale en of veel fouten) ------------------ fout en onveilig |